17/09/2024
Nieuwe wetgeving zorgt voor snellere betalingen, maar is dit praktisch haalbaar?
Met de wijziging van de Wet Betalingsachterstand is ook de Belgische wetgeving rond overheidsopdrachten herzien. Richtlijn 2011/7 van 16 februari 2011, die betalingsachterstanden bij handelstransacties wil bestrijden, bepaalt dat de betalingstermijn voor zowel B2B- als B2G-transacties maximaal 30 dagen mag bedragen.
Voor de B2B-sector werd deze richtlijn op 14 augustus 2021 omgezet in Belgisch recht. De regels voor overheidsopdrachten bleven echter ongewijzigd. Artikel 3 van de Wet Betalingsachterstand stelde destijds dat deze wet weliswaar van toepassing was op handelstransacties, maar geen invloed had op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 betreffende de algemene uitvoeringsregels voor overheidsopdrachten en concessies voor openbare werken (huidig KB A.U.R. van 14 januari 2013).
Op 20 oktober 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-585/20) een arrest gewezen dat belangrijke vragen opriep met betrekking tot de wettigheid van de Belgische regelgeving inzake betalingstermijnen bij overheidsopdrachten.
De zaak had betrekking op de Spaanse wetgeving inzake overheidsopdrachten, die standaard een betalingstermijn van 60 dagen hanteerde. Deze termijn bestond uit een verificatietermijn van 30 dagen, gevolgd door een betalingstermijn van 30 dagen. De kernvraag was of deze regeling in overeenstemming was met Richtlijn 2011/7/EU betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
De Spaanse wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten vertoonde daarmee sterke gelijkenissen met de Belgische regelgeving, waarin eveneens dezelfde dubbele betalingstermijn van in totaal 60 dagen wordt gehanteerd (zie bijvoorbeeld artikel 95 AUR voor werken, artikelen 120 en 127 AUR voor leveringen, en artikelen 156 en 160 AUR voor diensten).
Het Hof van Justitie oordeelde dat de richtlijn aldus moest worden uitgelegd dat een betalingstermijn van meer dan 30 dagen, met een maximum van 60 kalenderdagen, slechts "bij uitzondering" kan worden toegestaan in handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Een dergelijke verlenging van de termijn dient expliciet in de overeenkomst te zijn vastgelegd en moet "objectief gerechtvaardigd" zijn door de bijzondere aard of kenmerken van de betreffende overeenkomst.
Volgens het arrest van het Hof van Justitie is een dergelijke dubbele termijn bijgevolg niet conform Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. De richtlijn stelt immers strikte eisen aan de betalingstermijnen en staat slechts onder specifieke omstandigheden een verlenging tot 60 dagen toe. Dit impliceert dat een verlenging van betalingstermijn niet kan worden gerechtvaardigd door het toevoegen van een verificatietermijn.
De impact van dit arrest was aanzienlijk, omdat lagere overheden verplicht zijn om richtlijnen te volgen die in strijd zijn met nationaal recht. Desalniettemin bleven de aanbestedende overheden de dubbele termijn toepassen, ondanks de verplichting om onwettige bepalingen buiten beschouwing te laten volgens artikel 159 van de Grondwet.
Met de invoering van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 2024[1], dat op 1 januari 2025 van kracht wordt, verandert dit echter. De wetgeving omtrent overheidsopdrachten wordt nu aangepast zodat het nazicht en de betaling moet plaatsvinden binnen één enkele termijn, wat nu de “behandelingstermijn” genoemd zal worden, die wordt vastgesteld op 30 dagen.
Dit zorgt ervoor dat de Belgische regelgeving in lijn komt met de Europese Richtlijn 2011/7, waardoor betalingen sneller zullen verlopen en de toegang van KMO's tot overheidsopdrachten wordt vergemakkelijkt.
Er is een mogelijkheid om de behandelingstermijn te verlengen tot maximaal 60 dagen, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
Deze wijziging brengt belangrijke gevolgen met zich mee. Hoewel de snellere betalingstermijnen gunstig zijn voor opdrachtnemers, vooral KMO's, vergroot het de druk op aanbestedende overheden om hun interne processen aan te passen. Dit maakt e-invoicing en e-procurement meer dan ooit onmisbaar, zodat betalingen binnen de voorgeschreven termijn kunnen plaatsvinden. De noodzaak voor efficiënte organisatieprocessen wordt dus groter, en de marges voor fouten of vertragingen worden kleiner.
De nieuwe regelgeving is een belangrijke stap richting een meer concurrerende en transparante markt voor overheidsopdrachten, maar het vraagt ook om meer nauwkeurigheid en snelheid in de uitvoering van de verificaties en betalingen, zowel voor overheden als voor opdrachtnemers.
[1] tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, wat de betalingsregels betreft.
17/09/2024
Nieuwe wetgeving zorgt voor snellere betalingen, maar is dit praktisch haalbaar?
Met de wijziging van de Wet Betalingsachterstand is ook de Belgische wetgeving rond overheidsopdrachten herzien. Richtlijn 2011/7 van 16 februari 2011, die betalingsachterstanden bij handelstransacties wil bestrijden, bepaalt dat de betalingstermijn voor zowel B2B- als B2G-transacties maximaal 30 dagen mag bedragen.
Voor de B2B-sector werd deze richtlijn op 14 augustus 2021 omgezet in Belgisch recht. De regels voor overheidsopdrachten bleven echter ongewijzigd. Artikel 3 van de Wet Betalingsachterstand stelde destijds dat deze wet weliswaar van toepassing was op handelstransacties, maar geen invloed had op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 betreffende de algemene uitvoeringsregels voor overheidsopdrachten en concessies voor openbare werken (huidig KB A.U.R. van 14 januari 2013).
Op 20 oktober 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-585/20) een arrest gewezen dat belangrijke vragen opriep met betrekking tot de wettigheid van de Belgische regelgeving inzake betalingstermijnen bij overheidsopdrachten.
De zaak had betrekking op de Spaanse wetgeving inzake overheidsopdrachten, die standaard een betalingstermijn van 60 dagen hanteerde. Deze termijn bestond uit een verificatietermijn van 30 dagen, gevolgd door een betalingstermijn van 30 dagen. De kernvraag was of deze regeling in overeenstemming was met Richtlijn 2011/7/EU betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
De Spaanse wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten vertoonde daarmee sterke gelijkenissen met de Belgische regelgeving, waarin eveneens dezelfde dubbele betalingstermijn van in totaal 60 dagen wordt gehanteerd (zie bijvoorbeeld artikel 95 AUR voor werken, artikelen 120 en 127 AUR voor leveringen, en artikelen 156 en 160 AUR voor diensten).
Het Hof van Justitie oordeelde dat de richtlijn aldus moest worden uitgelegd dat een betalingstermijn van meer dan 30 dagen, met een maximum van 60 kalenderdagen, slechts "bij uitzondering" kan worden toegestaan in handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Een dergelijke verlenging van de termijn dient expliciet in de overeenkomst te zijn vastgelegd en moet "objectief gerechtvaardigd" zijn door de bijzondere aard of kenmerken van de betreffende overeenkomst.
Volgens het arrest van het Hof van Justitie is een dergelijke dubbele termijn bijgevolg niet conform Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. De richtlijn stelt immers strikte eisen aan de betalingstermijnen en staat slechts onder specifieke omstandigheden een verlenging tot 60 dagen toe. Dit impliceert dat een verlenging van betalingstermijn niet kan worden gerechtvaardigd door het toevoegen van een verificatietermijn.
De impact van dit arrest was aanzienlijk, omdat lagere overheden verplicht zijn om richtlijnen te volgen die in strijd zijn met nationaal recht. Desalniettemin bleven de aanbestedende overheden de dubbele termijn toepassen, ondanks de verplichting om onwettige bepalingen buiten beschouwing te laten volgens artikel 159 van de Grondwet.
Met de invoering van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 2024[1], dat op 1 januari 2025 van kracht wordt, verandert dit echter. De wetgeving omtrent overheidsopdrachten wordt nu aangepast zodat het nazicht en de betaling moet plaatsvinden binnen één enkele termijn, wat nu de “behandelingstermijn” genoemd zal worden, die wordt vastgesteld op 30 dagen.
Dit zorgt ervoor dat de Belgische regelgeving in lijn komt met de Europese Richtlijn 2011/7, waardoor betalingen sneller zullen verlopen en de toegang van KMO's tot overheidsopdrachten wordt vergemakkelijkt.
Er is een mogelijkheid om de behandelingstermijn te verlengen tot maximaal 60 dagen, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
Deze wijziging brengt belangrijke gevolgen met zich mee. Hoewel de snellere betalingstermijnen gunstig zijn voor opdrachtnemers, vooral KMO's, vergroot het de druk op aanbestedende overheden om hun interne processen aan te passen. Dit maakt e-invoicing en e-procurement meer dan ooit onmisbaar, zodat betalingen binnen de voorgeschreven termijn kunnen plaatsvinden. De noodzaak voor efficiënte organisatieprocessen wordt dus groter, en de marges voor fouten of vertragingen worden kleiner.
De nieuwe regelgeving is een belangrijke stap richting een meer concurrerende en transparante markt voor overheidsopdrachten, maar het vraagt ook om meer nauwkeurigheid en snelheid in de uitvoering van de verificaties en betalingen, zowel voor overheden als voor opdrachtnemers.
[1] tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, wat de betalingsregels betreft.
17/09/2024
Nieuwe wetgeving zorgt voor snellere betalingen, maar is dit praktisch haalbaar?
Met de wijziging van de Wet Betalingsachterstand is ook de Belgische wetgeving rond overheidsopdrachten herzien. Richtlijn 2011/7 van 16 februari 2011, die betalingsachterstanden bij handelstransacties wil bestrijden, bepaalt dat de betalingstermijn voor zowel B2B- als B2G-transacties maximaal 30 dagen mag bedragen.
Voor de B2B-sector werd deze richtlijn op 14 augustus 2021 omgezet in Belgisch recht. De regels voor overheidsopdrachten bleven echter ongewijzigd. Artikel 3 van de Wet Betalingsachterstand stelde destijds dat deze wet weliswaar van toepassing was op handelstransacties, maar geen invloed had op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 betreffende de algemene uitvoeringsregels voor overheidsopdrachten en concessies voor openbare werken (huidig KB A.U.R. van 14 januari 2013).
Op 20 oktober 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-585/20) een arrest gewezen dat belangrijke vragen opriep met betrekking tot de wettigheid van de Belgische regelgeving inzake betalingstermijnen bij overheidsopdrachten.
De zaak had betrekking op de Spaanse wetgeving inzake overheidsopdrachten, die standaard een betalingstermijn van 60 dagen hanteerde. Deze termijn bestond uit een verificatietermijn van 30 dagen, gevolgd door een betalingstermijn van 30 dagen. De kernvraag was of deze regeling in overeenstemming was met Richtlijn 2011/7/EU betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
De Spaanse wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten vertoonde daarmee sterke gelijkenissen met de Belgische regelgeving, waarin eveneens dezelfde dubbele betalingstermijn van in totaal 60 dagen wordt gehanteerd (zie bijvoorbeeld artikel 95 AUR voor werken, artikelen 120 en 127 AUR voor leveringen, en artikelen 156 en 160 AUR voor diensten).
Het Hof van Justitie oordeelde dat de richtlijn aldus moest worden uitgelegd dat een betalingstermijn van meer dan 30 dagen, met een maximum van 60 kalenderdagen, slechts "bij uitzondering" kan worden toegestaan in handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Een dergelijke verlenging van de termijn dient expliciet in de overeenkomst te zijn vastgelegd en moet "objectief gerechtvaardigd" zijn door de bijzondere aard of kenmerken van de betreffende overeenkomst.
Volgens het arrest van het Hof van Justitie is een dergelijke dubbele termijn bijgevolg niet conform Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. De richtlijn stelt immers strikte eisen aan de betalingstermijnen en staat slechts onder specifieke omstandigheden een verlenging tot 60 dagen toe. Dit impliceert dat een verlenging van betalingstermijn niet kan worden gerechtvaardigd door het toevoegen van een verificatietermijn.
De impact van dit arrest was aanzienlijk, omdat lagere overheden verplicht zijn om richtlijnen te volgen die in strijd zijn met nationaal recht. Desalniettemin bleven de aanbestedende overheden de dubbele termijn toepassen, ondanks de verplichting om onwettige bepalingen buiten beschouwing te laten volgens artikel 159 van de Grondwet.
Met de invoering van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 2024[1], dat op 1 januari 2025 van kracht wordt, verandert dit echter. De wetgeving omtrent overheidsopdrachten wordt nu aangepast zodat het nazicht en de betaling moet plaatsvinden binnen één enkele termijn, wat nu de “behandelingstermijn” genoemd zal worden, die wordt vastgesteld op 30 dagen.
Dit zorgt ervoor dat de Belgische regelgeving in lijn komt met de Europese Richtlijn 2011/7, waardoor betalingen sneller zullen verlopen en de toegang van KMO's tot overheidsopdrachten wordt vergemakkelijkt.
Er is een mogelijkheid om de behandelingstermijn te verlengen tot maximaal 60 dagen, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
Deze wijziging brengt belangrijke gevolgen met zich mee. Hoewel de snellere betalingstermijnen gunstig zijn voor opdrachtnemers, vooral KMO's, vergroot het de druk op aanbestedende overheden om hun interne processen aan te passen. Dit maakt e-invoicing en e-procurement meer dan ooit onmisbaar, zodat betalingen binnen de voorgeschreven termijn kunnen plaatsvinden. De noodzaak voor efficiënte organisatieprocessen wordt dus groter, en de marges voor fouten of vertragingen worden kleiner.
De nieuwe regelgeving is een belangrijke stap richting een meer concurrerende en transparante markt voor overheidsopdrachten, maar het vraagt ook om meer nauwkeurigheid en snelheid in de uitvoering van de verificaties en betalingen, zowel voor overheden als voor opdrachtnemers.
[1] tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, wat de betalingsregels betreft.
Ockier Advocaten | Beneluxpark 24, 8500 Kortrijk | T 056 25 60 60 | info@ockier-advocaten.be
BTW BE0452 031 480 | Bank: BE97 4665 5551 3149 | Derden: BE58 4665 5551 6179
© 2024 Ockier Advocaten | Algemene voorwaarden | Privacybeleid | Witwasregelgeving | design: adfun.be
Ockier Advocaten | Beneluxpark 24, 8500 Kortrijk | T 056 25 60 60 | info@ockier-advocaten.be
BTW BE0452 031 480 | Bank: BE97 4665 5551 3149 | Derden: BE58 4665 5551 6179
© 2024 Ockier Advocaten | Algemene voorwaarden | Witwasregelgeving | design: adfun.be