News & events

BANNER NB FEB2025

05/02/2025

De nieuwe Vlaamse "rioleringstoets"

 

De Vlaamse overheid heeft via het “decreet tot wijziging van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018” een artikel 4.3.9 aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) toegevoegd.

 

Met deze bepaling, beter bekend als de ‘rioleringstoets’, verplicht de decreetgever alle betrokkenen in een stedenbouwkundig project om vanaf de vergunningsfase voldoende aandacht te besteden aan het beheer van afval- en hemelwater. De maatregel beoogt een duurzamer waterbeleid, wil wateroverlast terugdringen en draagt bij aan het integraal waterbeheer in Vlaanderen.

 

Artikel 4.3.9 VCRO, dat op 01.01.2025 in werking trad, is een decretaal beoordelingselement hetgeen betekent dat het tot weigering van de vergunningsaanvraag kan leiden indien er niet aan wordt geconformeerd.

 

De Memorie van Toelichting bij het decreet wijst op het stijgende belang van het voorkomen van zowel waterschaarste als -overlast. Door de rioleringstoets wordt niet alleen de afvoer van afvalwater geëvalueerd, maar ook de wijze waarop ontwikkelaars en bouwheren een doordacht hemelwaterbeheer, zoals buffering en infiltratie, in hun plannen integreren.

 

1.     De kern van artikel 4.3.9 VCRO: drie luiken

 

De verplichtingen van artikel 4.3.9 VCRO kunnen grosso modo in drie luiken worden opgedeeld:

 

  1. Afvalwaterafvoer

De aanvrager moet bewijzen dat afvalwater op correcte wijze wordt afgevoerd en, waar mogelijk, kan worden aangesloten op een (gescheiden) openbaar rioleringsstelsel. Indien geen aansluiting op de openbare riolering voorhanden is, moet een evenwaardig alternatief (bv. IBA – Individuele Behandeling van Afvalwater) worden voorzien en worden afgestemd op de geldende wetgeving en technische voorschriften.
 

  1. Hemelwaterbeheer

De nieuwe regeling legt een sterke nadruk op het voorkomen van rechtstreekse lozing van hemelwater in de riolering. Men moet aantonen dat afdoende voorzieningen (buffering, infiltratie of vertraagde lozing) zijn voorzien. Daarenboven kan een (water)technische studie vereist zijn om de gekozen oplossing te motiveren, zeker in gebieden waar een verhoogd overstromings- of verzadigingsrisico geldt.

 

  1. Omgevingsimpact

Projecten die zijn gepland in (of nabij) overstromingsgevoelige gebieden worden strenger beoordeeld. Mogelijk moet men bijkomende beschermingsmaatregelen of compensaties voorzien. Evident zullen de effecten van de aanvraag op de omgeving in kaart moeten worden gebracht

 

 

2.     Toepassingsgebied: verschillende zones en situering

 

De rioleringstoets geldt niet overal op exact dezelfde manier. Artikel 4.3.9 VCRO vertrekt van het algemene principe dat in collectief te optimaliseren buitengebieden een (gescheiden) aansluiting op de openbare riolering moet gebeuren wanneer die beschikbaar is of (op termijn) gepland is. De verplichting tot aansluiting geldt zodra het stelsel operationeel is. Tot dat moment kan een tijdelijke oplossing (o.a. IBA) nodig zijn.

In individueel te optimaliseren gebieden is er doorgaans geen (gescheiden) riolering voorzien of gepland, waardoor men sneller aangewezen is op een Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Indien er dus geen grootschalige uitbouw van riolering gepland is, moet de aanvrager voldoen aan de richtlijnen voor IBA-systemen of alternatieve oplossingen.

Deze zonering is in de praktijk terug te vinden in het gemeentelijke of intergemeentelijke zoneringsplan dat bij de rioolbeheerder kan worden opgevraagd. De aanvrager is gehouden de juiste situatie op te vragen alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen.

 

3.     Verkavelingsaspect en projectontwikkeling

 

Verkavelingsvergunningen worden voortaan ook expliciet getoetst aan de nieuwe rioleringsvereisten. Zo zal de overheid bij de beoordeling van een verkavelingsaanvraag nagaan of de aanvrager op perceelsniveau voldoende maatregelen heeft uitgewerkt voor het afvalwater.

Een verkavelingsvergunning kan enkel worden verleend indien de nieuwe loten kunnen worden aangesloten op een openbare riolering of indien de rioolbeheerder bevestigt dat binnen de zes jaar een aanbesteding voor die riolering gepland staat. Is dat niet het geval, dan moet de aanvrager zelf zorgen voor de aanleg van een collectieve of individuele waterzuiveringsinstallatie, of moet de vergunningverlenende overheid een last opleggen die verzekert dat zo’n installatie wordt gerealiseerd. Indien de verkaveling maximaal één bijkomende bouwkavel omvat, kan ook de aanleg van een septische put volstaan. Inwerkingtreding: gevolgen voor nieuwe en lopende dossiers.

 

4.     Inwerkingtreding

 

Alle aanvragen die na de inwerkingtreding van artikel 4.3.9 VCRO, nl. op 01.01.2025 worden ingediend, moeten aantonen dat zij de rioleringstoets doorstaan. In de praktijk betekent dit meer (water)technische documentatie, het inschakelen van deskundigen (bv. ingenieur waterbeheer) en een grotere nadruk op duurzame en klimaatbestendige oplossingen.

Voor lopende vergunningsaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van het decreet hoeft er naar alle waarschijnlijkheid geen rioleringstoets doorgevoerd te worden. Desalniettemin kan de vergunningverlenende overheid, gelet op het huidige waterbeleid, mogelijks extra voorwaarden opleggen. Het is dus verstandig om, zelfs wanneer een dossier formeel niet onder de nieuwe regels valt, toch reeds rekening te houden met de principes van de rioleringstoets. Dit verkleint het risico op herzieningen, vertragingen of weigeringen.

 

Conclusie 

De invoering van artikel 4.3.9 VCRO betekent een aanzienlijke verstrenging en verduidelijking van de regels rond afval- en hemelwaterbeheer in Vlaanderen.

Door de focus op collectieve dan wel individuele optimalisatiezones biedt de decreetgever een gedifferentieerde aanpak, maar de rode draad blijft: projectontwikkelaars en (ver)bouwers moeten grondig aantonen hoe zij het (afval)water op een duurzame, milieuverantwoorde manier aanpakken. Dit geldt evenzeer bij de aanvraag van een verkavelingsvergunning, waar de toets reeds in de planvorming integraal moet worden meegenomen.

Voor aanvragers is het essentieel om in een vroeg stadium van het project rekening te houden met de extra vereisten rond afvalwaterafvoer en hemelwaterbeheer.

 

Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten verleent deskundig juridisch advies op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht.

Auteur

Thibault Verspurten

News & events

BANNER NB FEB2025

05/02/2025

De nieuwe Vlaamse "rioleringstoets"

 

De Vlaamse overheid heeft via het “decreet tot wijziging van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018” een artikel 4.3.9 aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) toegevoegd.

 

Met deze bepaling, beter bekend als de ‘rioleringstoets’, verplicht de decreetgever alle betrokkenen in een stedenbouwkundig project om vanaf de vergunningsfase voldoende aandacht te besteden aan het beheer van afval- en hemelwater. De maatregel beoogt een duurzamer waterbeleid, wil wateroverlast terugdringen en draagt bij aan het integraal waterbeheer in Vlaanderen.

 

Artikel 4.3.9 VCRO, dat op 01.01.2025 in werking trad, is een decretaal beoordelingselement hetgeen betekent dat het tot weigering van de vergunningsaanvraag kan leiden indien er niet aan wordt geconformeerd.

 

De Memorie van Toelichting bij het decreet wijst op het stijgende belang van het voorkomen van zowel waterschaarste als -overlast. Door de rioleringstoets wordt niet alleen de afvoer van afvalwater geëvalueerd, maar ook de wijze waarop ontwikkelaars en bouwheren een doordacht hemelwaterbeheer, zoals buffering en infiltratie, in hun plannen integreren.

 

1.     De kern van artikel 4.3.9 VCRO: drie luiken

 

De verplichtingen van artikel 4.3.9 VCRO kunnen grosso modo in drie luiken worden opgedeeld:

 

  1. Afvalwaterafvoer

De aanvrager moet bewijzen dat afvalwater op correcte wijze wordt afgevoerd en, waar mogelijk, kan worden aangesloten op een (gescheiden) openbaar rioleringsstelsel. Indien geen aansluiting op de openbare riolering voorhanden is, moet een evenwaardig alternatief (bv. IBA – Individuele Behandeling van Afvalwater) worden voorzien en worden afgestemd op de geldende wetgeving en technische voorschriften.
 

  1. Hemelwaterbeheer

De nieuwe regeling legt een sterke nadruk op het voorkomen van rechtstreekse lozing van hemelwater in de riolering. Men moet aantonen dat afdoende voorzieningen (buffering, infiltratie of vertraagde lozing) zijn voorzien. Daarenboven kan een (water)technische studie vereist zijn om de gekozen oplossing te motiveren, zeker in gebieden waar een verhoogd overstromings- of verzadigingsrisico geldt.

 

  1. Omgevingsimpact

Projecten die zijn gepland in (of nabij) overstromingsgevoelige gebieden worden strenger beoordeeld. Mogelijk moet men bijkomende beschermingsmaatregelen of compensaties voorzien. Evident zullen de effecten van de aanvraag op de omgeving in kaart moeten worden gebracht

 

 

2.     Toepassingsgebied: verschillende zones en situering

 

De rioleringstoets geldt niet overal op exact dezelfde manier. Artikel 4.3.9 VCRO vertrekt van het algemene principe dat in collectief te optimaliseren buitengebieden een (gescheiden) aansluiting op de openbare riolering moet gebeuren wanneer die beschikbaar is of (op termijn) gepland is. De verplichting tot aansluiting geldt zodra het stelsel operationeel is. Tot dat moment kan een tijdelijke oplossing (o.a. IBA) nodig zijn.

In individueel te optimaliseren gebieden is er doorgaans geen (gescheiden) riolering voorzien of gepland, waardoor men sneller aangewezen is op een Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Indien er dus geen grootschalige uitbouw van riolering gepland is, moet de aanvrager voldoen aan de richtlijnen voor IBA-systemen of alternatieve oplossingen.

Deze zonering is in de praktijk terug te vinden in het gemeentelijke of intergemeentelijke zoneringsplan dat bij de rioolbeheerder kan worden opgevraagd. De aanvrager is gehouden de juiste situatie op te vragen alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen.

 

3.     Verkavelingsaspect en projectontwikkeling

 

Verkavelingsvergunningen worden voortaan ook expliciet getoetst aan de nieuwe rioleringsvereisten. Zo zal de overheid bij de beoordeling van een verkavelingsaanvraag nagaan of de aanvrager op perceelsniveau voldoende maatregelen heeft uitgewerkt voor het afvalwater.

Een verkavelingsvergunning kan enkel worden verleend indien de nieuwe loten kunnen worden aangesloten op een openbare riolering of indien de rioolbeheerder bevestigt dat binnen de zes jaar een aanbesteding voor die riolering gepland staat. Is dat niet het geval, dan moet de aanvrager zelf zorgen voor de aanleg van een collectieve of individuele waterzuiveringsinstallatie, of moet de vergunningverlenende overheid een last opleggen die verzekert dat zo’n installatie wordt gerealiseerd. Indien de verkaveling maximaal één bijkomende bouwkavel omvat, kan ook de aanleg van een septische put volstaan. Inwerkingtreding: gevolgen voor nieuwe en lopende dossiers.

 

4.     Inwerkingtreding

 

Alle aanvragen die na de inwerkingtreding van artikel 4.3.9 VCRO, nl. op 01.01.2025 worden ingediend, moeten aantonen dat zij de rioleringstoets doorstaan. In de praktijk betekent dit meer (water)technische documentatie, het inschakelen van deskundigen (bv. ingenieur waterbeheer) en een grotere nadruk op duurzame en klimaatbestendige oplossingen.

Voor lopende vergunningsaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van het decreet hoeft er naar alle waarschijnlijkheid geen rioleringstoets doorgevoerd te worden. Desalniettemin kan de vergunningverlenende overheid, gelet op het huidige waterbeleid, mogelijks extra voorwaarden opleggen. Het is dus verstandig om, zelfs wanneer een dossier formeel niet onder de nieuwe regels valt, toch reeds rekening te houden met de principes van de rioleringstoets. Dit verkleint het risico op herzieningen, vertragingen of weigeringen.

 

Conclusie 

De invoering van artikel 4.3.9 VCRO betekent een aanzienlijke verstrenging en verduidelijking van de regels rond afval- en hemelwaterbeheer in Vlaanderen.

Door de focus op collectieve dan wel individuele optimalisatiezones biedt de decreetgever een gedifferentieerde aanpak, maar de rode draad blijft: projectontwikkelaars en (ver)bouwers moeten grondig aantonen hoe zij het (afval)water op een duurzame, milieuverantwoorde manier aanpakken. Dit geldt evenzeer bij de aanvraag van een verkavelingsvergunning, waar de toets reeds in de planvorming integraal moet worden meegenomen.

Voor aanvragers is het essentieel om in een vroeg stadium van het project rekening te houden met de extra vereisten rond afvalwaterafvoer en hemelwaterbeheer.

 

Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten verleent deskundig juridisch advies op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht.

Auteur

Thibault Verspurten

News & events

BANNER NB FEB2025

05/02/2025

De nieuwe Vlaamse "rioleringstoets"

 

De Vlaamse overheid heeft via het “decreet tot wijziging van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018” een artikel 4.3.9 aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) toegevoegd.

 

Met deze bepaling, beter bekend als de ‘rioleringstoets’, verplicht de decreetgever alle betrokkenen in een stedenbouwkundig project om vanaf de vergunningsfase voldoende aandacht te besteden aan het beheer van afval- en hemelwater. De maatregel beoogt een duurzamer waterbeleid, wil wateroverlast terugdringen en draagt bij aan het integraal waterbeheer in Vlaanderen.

 

Artikel 4.3.9 VCRO, dat op 01.01.2025 in werking trad, is een decretaal beoordelingselement hetgeen betekent dat het tot weigering van de vergunningsaanvraag kan leiden indien er niet aan wordt geconformeerd.

 

De Memorie van Toelichting bij het decreet wijst op het stijgende belang van het voorkomen van zowel waterschaarste als -overlast. Door de rioleringstoets wordt niet alleen de afvoer van afvalwater geëvalueerd, maar ook de wijze waarop ontwikkelaars en bouwheren een doordacht hemelwaterbeheer, zoals buffering en infiltratie, in hun plannen integreren.

 

1.     De kern van artikel 4.3.9 VCRO: drie luiken

 

De verplichtingen van artikel 4.3.9 VCRO kunnen grosso modo in drie luiken worden opgedeeld:

 

  1. Afvalwaterafvoer

De aanvrager moet bewijzen dat afvalwater op correcte wijze wordt afgevoerd en, waar mogelijk, kan worden aangesloten op een (gescheiden) openbaar rioleringsstelsel. Indien geen aansluiting op de openbare riolering voorhanden is, moet een evenwaardig alternatief (bv. IBA – Individuele Behandeling van Afvalwater) worden voorzien en worden afgestemd op de geldende wetgeving en technische voorschriften.
 

  1. Hemelwaterbeheer

De nieuwe regeling legt een sterke nadruk op het voorkomen van rechtstreekse lozing van hemelwater in de riolering. Men moet aantonen dat afdoende voorzieningen (buffering, infiltratie of vertraagde lozing) zijn voorzien. Daarenboven kan een (water)technische studie vereist zijn om de gekozen oplossing te motiveren, zeker in gebieden waar een verhoogd overstromings- of verzadigingsrisico geldt.

 

  1. Omgevingsimpact

Projecten die zijn gepland in (of nabij) overstromingsgevoelige gebieden worden strenger beoordeeld. Mogelijk moet men bijkomende beschermingsmaatregelen of compensaties voorzien. Evident zullen de effecten van de aanvraag op de omgeving in kaart moeten worden gebracht

 

 

2.     Toepassingsgebied: verschillende zones en situering

 

De rioleringstoets geldt niet overal op exact dezelfde manier. Artikel 4.3.9 VCRO vertrekt van het algemene principe dat in collectief te optimaliseren buitengebieden een (gescheiden) aansluiting op de openbare riolering moet gebeuren wanneer die beschikbaar is of (op termijn) gepland is. De verplichting tot aansluiting geldt zodra het stelsel operationeel is. Tot dat moment kan een tijdelijke oplossing (o.a. IBA) nodig zijn.

In individueel te optimaliseren gebieden is er doorgaans geen (gescheiden) riolering voorzien of gepland, waardoor men sneller aangewezen is op een Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Indien er dus geen grootschalige uitbouw van riolering gepland is, moet de aanvrager voldoen aan de richtlijnen voor IBA-systemen of alternatieve oplossingen.

Deze zonering is in de praktijk terug te vinden in het gemeentelijke of intergemeentelijke zoneringsplan dat bij de rioolbeheerder kan worden opgevraagd. De aanvrager is gehouden de juiste situatie op te vragen alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen.

 

3.     Verkavelingsaspect en projectontwikkeling

 

Verkavelingsvergunningen worden voortaan ook expliciet getoetst aan de nieuwe rioleringsvereisten. Zo zal de overheid bij de beoordeling van een verkavelingsaanvraag nagaan of de aanvrager op perceelsniveau voldoende maatregelen heeft uitgewerkt voor het afvalwater.

Een verkavelingsvergunning kan enkel worden verleend indien de nieuwe loten kunnen worden aangesloten op een openbare riolering of indien de rioolbeheerder bevestigt dat binnen de zes jaar een aanbesteding voor die riolering gepland staat. Is dat niet het geval, dan moet de aanvrager zelf zorgen voor de aanleg van een collectieve of individuele waterzuiveringsinstallatie, of moet de vergunningverlenende overheid een last opleggen die verzekert dat zo’n installatie wordt gerealiseerd. Indien de verkaveling maximaal één bijkomende bouwkavel omvat, kan ook de aanleg van een septische put volstaan. Inwerkingtreding: gevolgen voor nieuwe en lopende dossiers.

 

4.     Inwerkingtreding

 

Alle aanvragen die na de inwerkingtreding van artikel 4.3.9 VCRO, nl. op 01.01.2025 worden ingediend, moeten aantonen dat zij de rioleringstoets doorstaan. In de praktijk betekent dit meer (water)technische documentatie, het inschakelen van deskundigen (bv. ingenieur waterbeheer) en een grotere nadruk op duurzame en klimaatbestendige oplossingen.

Voor lopende vergunningsaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van het decreet hoeft er naar alle waarschijnlijkheid geen rioleringstoets doorgevoerd te worden. Desalniettemin kan de vergunningverlenende overheid, gelet op het huidige waterbeleid, mogelijks extra voorwaarden opleggen. Het is dus verstandig om, zelfs wanneer een dossier formeel niet onder de nieuwe regels valt, toch reeds rekening te houden met de principes van de rioleringstoets. Dit verkleint het risico op herzieningen, vertragingen of weigeringen.

 

Conclusie 

De invoering van artikel 4.3.9 VCRO betekent een aanzienlijke verstrenging en verduidelijking van de regels rond afval- en hemelwaterbeheer in Vlaanderen.

Door de focus op collectieve dan wel individuele optimalisatiezones biedt de decreetgever een gedifferentieerde aanpak, maar de rode draad blijft: projectontwikkelaars en (ver)bouwers moeten grondig aantonen hoe zij het (afval)water op een duurzame, milieuverantwoorde manier aanpakken. Dit geldt evenzeer bij de aanvraag van een verkavelingsvergunning, waar de toets reeds in de planvorming integraal moet worden meegenomen.

Voor aanvragers is het essentieel om in een vroeg stadium van het project rekening te houden met de extra vereisten rond afvalwaterafvoer en hemelwaterbeheer.

 

Heeft u nog vragen? Neem gerust contact op met ons kantoor voor een consultatie. Ockier & Partners Advocaten verleent deskundig juridisch advies op het gebied van aanbestedingsrecht, vastgoedrecht en ondernemingsrecht.